De Bloedsomloop van de Cheeta

 

Bloedsamenstelling

De bloedsamenstelling van een mens is ongeveer gelijk aan die van een cheeta. Dat komt omdat het allebei zoogdieren zijn. 
 
Bloed van zoogdieren bestaat uit bloedplasme, bloedcellen (witten en rode) en bloedplaatjes.
Zoogdieren hebben allemaal een dubbele bloedsomloop. Hierbij wordt het bloed twee keer door het hart het lichaam in gepompt (zie plaatje).
 
Bloedplasma is een gelige vloeistof waarin o.a. bloedeiwitten, voedingsstoffen,afvalstoffen, zuurstof en koolstpfdioxide zijn opgelost.
De belangrijkste functie van bloedplasma is het vervoeren van deze stoffen. 
 
In het bloed zitten rode en witte bloedcellen. De rode bloedcellen vervoeren zuurstof en koolstofdioxide. In rode bloedcellen zit hemoglobine, dit helpt om snel O2 en CO2 op te nemen. Witte bloedcellen hebben geen celkern. Dit komt doordat ze door de kleinste gaatjes in de wanden moeten om ziekteverwekkers te doden.
 

 

Bloedsomloop

 
De cheeta heeft een dubbele bloedsomloop. Dit wil zeggen dat het bloed twee keer door het hart komt stroomt. Een dubbele bloedsomloop bestaat uit de kleine en de grote bloedsomloop. Bij de kleine bloedsomloop stroomt het bloed van het rechterdeel van het hart naar de longen om zuurstof op te nemen en CO2 aftegeven, waarna het vervolgens weer terug stroomt naar het hart. Het bloed  komt nu in het linkerdeel van de longen terecht. Vanuit hier wordt het naar de rest van de organen in het lichaam gepompt. Dit noemen we de grote bloedsomloop. Bij de grotebloedsomloop wordt zuurstof afgegeven aan de organen en CO2 opgenomen in het bloed. Het bloed stroomt dan vervolgens weer terug naar het hart, om weer dezelfde weg afteleggen. De Cheetah heeft een gesloten bloedsomloop. Dit betekendt dat het bloed via aderen en slagaderen (een uitgebreid bloedvatenstelsel) naar de organen loopt, en dat het niet zomaar het lichaam instroomt.
 
 
 

Het Hart


De Cheeta is net als de mens een warmbloedig dier en een zoogdier en heeft daarom ongeveer het zelfde hart. Omdat de Cheeta in een korte tijd heel erg snel kan rennen, is het noodzakelijk dat er een snelle levering van O2 naar de spieren is. Het hart van een Cheeta is ook relatief groot zodat dit snel kan gebeuren. Het hart bestaat uit twee helfden: de linker en de rechter harthelft. Vanuit de linkerharthelft wordt het  bloedt met een grote kracht door het hele lichaam gepompt. Vanuit de rechter harthelft wordt het O2 arme en CO2 rijke naar delongen vervoert. Dit gebeurt met een minder grote kracht. De wand van de linker harthelft is dan ook groter.

In elke harthelft ligt een kamer (onder) en een boezem (boven). De scheiding tussen de twee helften is de harttussenwand. Het O2 arme bloed dat dat van organen in het hart en in het hoofd af komt, stroomt het hart binnen via de bovenste holle ader. Het O2 arme bloed dat van de organen in de romp en in de benen komt, stroomt de rechter harthelft binnen via de onderste holle ader. Het hart is een spier die van binnen hol is. Over het hart lopen bloedvaten, kransslagaders en kransaders.  De kransslagaders zijn aftakkingen van de aorta. Door de kransslagaders stroomt O2 rijk bloed naar de hartspier. Door de kransaders stroomt O2 arm bloed weg van de hart spier. De kransaders monden rechtstreeks uit in de rechterboezem.

Beide holle aders monden uit in de rechterboezem. Vanuit hier wordt het bloed naar de rechterkamer gepompt. Vanuit de rechterkamer gaat het bloed via de longslagader, de zich later in twee bloedvaten opsplitst, naar de longen. Als het bloed dan O2 rijk is gaat het via de longaders terug naar het hart. Dit noemen we de kleine bloesomloop. De longaders monden uit in de linker boezem. Vanuit hier gaat het bloed naar de linkerkamer. Vanuit de linkerkamer wordt het bloed via de aorta en aftakkingen van de aorta naar de organen in het lichaam gepompt. Hier wordt het bloed weer O2 arm en dan komt het bloed vervolgens weer terug in de holle aders om weer de zelfde weg af te leggen.  Dit noemen we de grote bloedsomloop.

De hartkleppen scheiden de boezems van de kamers. De hartkleppen zorgen dat het bloed niet terugstroomt van de kamers naar de boezems. Aan het begin van de longader en van de aorta zijn de halvemaanvormige kleppen. Deze zorgen ervoor dat het bloed niet terugstroomt van de aorta en de longslagader naar de kamers.

 

 

Bronnen

biologievoorjou 2a
https://nl.wikipedia.org/wiki/Gesloten_bloedsomloop