De Bloedsomloop van de Cheeta
Bloedsamenstelling
Zoogdieren hebben allemaal een dubbele bloedsomloop. Hierbij wordt het bloed twee keer door het hart het lichaam in gepompt (zie plaatje).

Bloedsomloop

Het Hart
De Cheeta is net als de mens een warmbloedig dier en een zoogdier en heeft daarom ongeveer het zelfde hart. Omdat de Cheeta in een korte tijd heel erg snel kan rennen, is het noodzakelijk dat er een snelle levering van O2 naar de spieren is. Het hart van een Cheeta is ook relatief groot zodat dit snel kan gebeuren. Het hart bestaat uit twee helfden: de linker en de rechter harthelft. Vanuit de linkerharthelft wordt het bloedt met een grote kracht door het hele lichaam gepompt. Vanuit de rechter harthelft wordt het O2 arme en CO2 rijke naar delongen vervoert. Dit gebeurt met een minder grote kracht. De wand van de linker harthelft is dan ook groter.
In elke harthelft ligt een kamer (onder) en een boezem (boven). De scheiding tussen de twee helften is de harttussenwand. Het O2 arme bloed dat dat van organen in het hart en in het hoofd af komt, stroomt het hart binnen via de bovenste holle ader. Het O2 arme bloed dat van de organen in de romp en in de benen komt, stroomt de rechter harthelft binnen via de onderste holle ader. Het hart is een spier die van binnen hol is. Over het hart lopen bloedvaten, kransslagaders en kransaders. De kransslagaders zijn aftakkingen van de aorta. Door de kransslagaders stroomt O2 rijk bloed naar de hartspier. Door de kransaders stroomt O2 arm bloed weg van de hart spier. De kransaders monden rechtstreeks uit in de rechterboezem.
Beide holle aders monden uit in de rechterboezem. Vanuit hier wordt het bloed naar de rechterkamer gepompt. Vanuit de rechterkamer gaat het bloed via de longslagader, de zich later in twee bloedvaten opsplitst, naar de longen. Als het bloed dan O2 rijk is gaat het via de longaders terug naar het hart. Dit noemen we de kleine bloesomloop. De longaders monden uit in de linker boezem. Vanuit hier gaat het bloed naar de linkerkamer. Vanuit de linkerkamer wordt het bloed via de aorta en aftakkingen van de aorta naar de organen in het lichaam gepompt. Hier wordt het bloed weer O2 arm en dan komt het bloed vervolgens weer terug in de holle aders om weer de zelfde weg af te leggen. Dit noemen we de grote bloedsomloop.
De hartkleppen scheiden de boezems van de kamers. De hartkleppen zorgen dat het bloed niet terugstroomt van de kamers naar de boezems. Aan het begin van de longader en van de aorta zijn de halvemaanvormige kleppen. Deze zorgen ervoor dat het bloed niet terugstroomt van de aorta en de longslagader naar de kamers.
